
Elke nacht weer
Ik hoor hem.
Een geluid dat me uit de diepte van mijn slaap haalt.
Heel even wil ik blijven liggen, mijn ogen dicht,
verdwalen in de droom die nog half om me heen hangt.
Maar iets in mij is al opgestaan voordat ik het zelf besef.
Ik loop, zonder na te denken, door het donker.
Alles is stil, behalve hij.
En wanneer ik hem optil, verdwijnt de onrust.
Zijn kleine lijfje vindt rust tegen mijn borst,
alsof hij daar thuiskomt.
Mijn moeheid lost op in de warmte tussen ons.
Alsof het alleen bestaat zolang ik eraan denk.
En nu denk ik alleen aan hem.
In dit stille uur waarin niemand anders bestaat.
Ik weet dat mijn slaap ooit weer terug zal komen,
de nachten weer van mij zullen zijn.
Maar nu,
op dit breekbare moment tussen nacht en ochtend,
ben ik alles wat hij kent.
Ik kruip weer onder de dekens.
Mijn lichaam herinnert zich de moeheid.
Maar in mijn hart is iets achtergebleven,
het besef van iets groters dan slaap.
Ik ben zijn moeder.
Elke nacht weer.